Barendrechtse veteraan Klaas Orsel legt krans op de Dam tijdens Nationale Dodenherdenking

Elk jaar staan we in Nederland op 4 mei stil bij de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en van oorlogssituaties en vredesoperaties daarna. Ook dit jaar vindt de Nationale Herdenking plaats op de Dam in Amsterdam, ditmaal met een Barendrechtse kranslegger.

Klaas Orsel (1937) is drie jaar oud als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Hij woont destijds in het noorden van de stad Groningen. Tegenwoordig is hij de voorzitter van de Bond van Wapenbroeders, de oudste veteranenorganisatie van Nederland. Dit jaar legt hij, samen met zijn dochter, een krans tijdens de Nationale Dodenherdenking op de Dam.

Hele eer

“Ik vind het een hele eer natuurlijk, zoiets maak je maar één keer in je leven mee,” zegt Orsel. “Er zijn natuurlijk elk jaar steeds minder veteranen uit die tijd en er worden niet genoeg kransen gelegd dat iedereen die mogelijkheid kan krijgen, dus als jij dan aangewezen wordt om er eentje te leggen is dat natuurlijk heel bijzonder.”

Een kranslegging wordt gedaan door een oudere en een jongere generatie. “Ik doe dat dus met mijn dochter en een ander paar, waarvan de jongen zijn vader is verloren in Afghanistan. Met z’n vieren leggen wij dus de krans,” legt Orsel uit. “Tijdens de legging wordt er ook een film vertoond waarin mijn dochter vertelt over mij en de krans. Daarna hebben we nog een onderhoud met de Koning en Maxima, maar dat is alleen voor de kransleggers.”

‘Nicht schiessen’

“Ik weet eigenlijk nog maar heel weinig van de Tweede Wereldoorlog,” bekent Orsel, “maar er is één ding wat ik nooit zal vergeten. Toen ik zeven jaar oud was, was er een Razzia in onze straat. Mijn moeder, twee zussen en ik vluchten toen de straat op, waar we werden tegengehouden door een Duitse soldaat. Hij richtte zijn geweer op ons en riep ‘stehen bleiben‘. We schrokken daar natuurlijk ontzettend van. Mijn moeder riep ‘nicht schiessen, nicht schiessen‘. Daarna zijn we naar de loopgraven in de buurt van ons huis gegaan en vanuit daar hebben we het bombardement op Groningen meegemaakt. Dat zal me altijd bijblijven.”

Op 16 april 1945 wordt Groningen bevrijd door de Tweede Canadese infanteriedivisie. Ook van de bevrijding heeft Orsel nog enkele herinneringen. “Als we de stad in gingen, gingen we altijd schooieren bij de Canadese soldaten voor sigaretten en chocola. Iedereen rookte destijds natuurlijk en dan zeiden ze tegen ons van ‘ga eens kijken of je niet een sigaret bij die Canadezen kan krijgen’. De Canadezen hadden natuurlijk wel voedsel en ook gevechtsrantsoenen waar dat soort dingen in zaten.”

Nieuw-Guinea

Na de Tweede Wereldoorlog besluit de dan zestienjarige Orsel in dienst te gaan bij de marine. In 1955 word hij voor het eerst voor anderhalf jaar naar Nieuw-Guinea uitgezonden. Hij is destijds achttien jaar oud. “We vlogen vanuit Schiphol,” vertelt Orsel. “We hebben er toen elf dagen over gedaan om in Guinea aan te komen. Daar kwamen we midden in een opstand tussen de Papoea’s terecht en het was aan ons om er voor te zorgen dat er vrede werd gesloten. De partijen wilden pas vrede wanneer er aan beide kanten evenveel slachtoffers waren gevallen, dus dat was best een bijzondere situatie.”

Wanneer Indonesië in 1949 onafhankelijk word van Nederland, valt Nederlands Nieuw-Guinea buiten de soevereiniteitsoverdracht. De Indonesische leider Soekarno wilt Nieuw-Guinea zo snel mogelijk bij Indonesië halen, waarna een langslepend conflict ontstaat. Tussen 1949 en 1962 worden zo’n dertigduizend Nederlandse militairen ingezet op het eiland, waar ze te maken kregen met Indonesische parachutisten. In 1962 draagt de Nederlandse regering Nieuw-Guinea toch over aan de VN, waarna deze het gebied overdragen aan Indonesië. In totaal verliezen ruim honderd Nederlandse militairen hun leven in Nieuw-Guinea.

“Vooraf werden we getraind om te werken met geweren en munitie, maar in Guinea werden we ineens beschoten met pijlen. Dat was natuurlijk een hele vreemde ervaring. Je leest dat soort dingen wel in in boeken enzo, maar om zo iets mee te maken is wel heel bijzonder.” In totaal wordt Orsel vijf keer uitgezonden. “Na mijn eerste uitzending heb ik nog eens twee keer voor anderhalf jaar op Guinea gezeten. Ook heb ik twee jaar op Aruba gezeten en ben ik nog naar Suriname uitgezonden geweest. Je zou dus wel kunnen zeggen dat ik een aardige diensttijd heb gehad.”

De jaren in dienst hebben grote impact gehad op Orsel. “Die jaren hebben mij wel echt gevormd, ja. Je leert natuurlijk niet alleen om voor jezelf te zorgen, maar ook voor anderen. In Guinea moesten we regelmatig op patrouille. Je zit dan in een groep van dertien man, met enkel radioverkeer naar de basis. Verder heb je een rugzak bij je met rijst en gezouten vis en af en toe kom je ergens een Chinees tegen die een kip en eieren bij zich heeft, maar verder ben je op jezelf aangewezen. Er is niemand anders die je op zo’n moment helpt.”

Toekomstbeeld

Orsel maakt zich tegenwoordig best zorgen over de veiligheid van Nederland en Europa. “Ik heb zondagochtend eerst nog een herdenking in Dordrecht, waar ik ook een toespraak zal houden. Deze toespraak gaat over de mannen die gevallen zijn in Nieuw-Guinea en Indonesië, maar ik verwijs ook naar het heden en dat de oorlog dichtbij is. We moeten dus gaan nadenken over de vrede en veiligheid in Nederland en die boodschap wil ik wel echt meegeven,” aldus Orsel.

“We hebben tegenwoordig allemaal korte lontjes, er is veel discriminatie en we zijn alleen maar bezig met waar je voor of tegen bent. Mensen durven zich niet meer te uiten, omdat ze bang zijn dat iemand anders ze aanpakt. We zouden ons veel meer bezig moeten houden met de dingen die ons samen brengen, maar dat doen we nu gewoon niet. In plaats daarvan draait het alleen maar om dingen waarvan ik denk ’tja, is dat wel noodzakelijk?’ We moeten in plaats daarvan meer naar elkaar om gaan kijken en elkaar helpen.”